Bijnieren

 

 

 

 

 

 

 

De twee bijnieren liggen dicht voor de nieren. Ze bestaan uit een schors (cortex) en een merg (medulla). Hieronder wordt uitgelegd wat deze beide delen inhouden.

 

 

  • De cortex bestaat uit 3 lagen. De buitenste laag van de cortex maakt het mineralcorticosteroïd aldosteron. Dit gebeurt op bevel van de nieren. De nieren meten voortdurend de bloeddruk en de hoeveelheid natrium in het bloed (de natriumspiegel). Als de bloeddruk of de natriumspiegel te laag wordt, geven de nieren het hormoon renine af. In het bloed zet renine een eiwit om in de actieve vorm. Deze eiwit heet angiotensinogeen en is altijd in het bloed aanwezig. Voor deze actie is een enzym nodig dat ACE heet. Deze actie geeft de bijnieren bevel om aldosteron af te gaan scheiden. Aldosteron verhoogt dan de bloeddruk door de bloedvaten nauwer te maken en zorgt ervoor dat de nieren meer natrium vasthouden. Zodra de bloeddruk en de natriumspiegel weer normaal zijn, merkt de nier dat en stopt het afgeven van renine. Dit is dus een voorbeeld van een negatief feedback systeem. Deze regulering heet het renine-angiotensine-systeem. Het is in werkelijkheid veel complexer dan hier is aangegeven. Er zijn veel medicijnen die bij hartkwalen gebruikt worden en op dit systeem inwerken.
    De binnenste laag van de 3 lagen van de cortex maakt de voorlopers van de geslachtshormonen. Ze gaan via het bloed naar de ovaria of de testes en worden daar tot werkzame moleculen omgezet. Deze werkzame moleculen zijn oestrogeen, progesteron en testosteron.
    De middelste laag van de bijnierschors geeft glucocorticosteroïden af aan het bloed op bevel van het ACTH. De andere 2 lagen reageren ook op ACTH, namelijk met verhoogde afgifte van hun hormonen, maar slechts in kleine mate. Glucocorticosteroïden hebben verschillende functies:
    - Glucocorticosteroïden bevorderen de opname van glucose in de zenuwcellen van de hersenen en verminderen het gebruik van glucose in andere cellen. In acute stress krijgen de hersenen meer glucose. Hersencellen moeten dan snel reageren en zijn zeer afhankelijk van glucose voor hun energie. Dieren die stressgevoelig zijn, hebben dan ook vaan een hoge glucorticoïdspiegel.
    - Een tweede functie van glucocorticosteroïden is het bevorderen van het makn van glucose uit eiwitten en vetten in andere cellen. Dit proces is gluconeogenese. De glucocorticosteroïden bevorderen bijvoorbeeld (samen met het GH) het afgeven van vetten uit het vetweefsel. De lever zet de vetten dan om in glucose.
    - Glucocorticosteroiden remmen het immuunsysteem en verlagen zo de weerstand tegen infectieziekten. Als laatste verminderen ze de aanmaak van antilichamen. Op deze manier kunnen de hersenen ontstekingsreacties remmen. Zonder zo’n soort rem zou het afweersysteem maar door blijven gaan met het maken van antistoffen en het veroorzaken van koorts.
  • Medulla betekent het bijniermerg. De medulla scheidt adrenaline en noradrenaline af op beven van de rechtstreekse zenuwprikkeling door het sympatisch zenuwstelsel. Adrenaline en noradrenaline maken het lichaam klaar voor actie (vechten of vluchten). De prikkelig via de alfa/ en bèta-adrenerge celreceptoren orgt voor een reeeks aan reacties.
    - Het hart gaat sneller slaan;
    - Er is een grotere bloedtoevoer naar de skeletspieren;
    - Er gaat minder bloed naar de darmen en de huid;
    - De pupillen verwijden zich;
    - De bronchiën verwijden zich;
    - Het dier gaat sneller en dieper ademen;
    - De haren gaan rechtop staan;
    - Glucose wordt gemobiliseerd uit de lever
    Adrenaline en noradrenaline zijn geen erg stabiele moleculen en verdwijnen snel uit het bloed. Er hoeft dus geen specifieke rem voor hun actie te zijn.